Het kind gooit als eerste alleen met de plus-dobbelsteen. Het gegooide getal springt hij/zij op de mat en telt daarbij hardop de stappen. Vervolgens gooit hij/zij beide dobbelstenen de uitkomst daarvan springt hij/zij naar voren óf naar achteren.
Voorbeeld: het kind gooit eerst 5 met de plusdobbelsteen en springt naar het vak met het getal 5 erin op de rekenmat. Vervolgens gooit hij/zij 4 met de plusdobbelsteen en 2 met de mindobbelsteen, gaat dus 2 stappen vooruit en komt zo op het vak met het getal 7 terecht op de rekenmat.
Andere spelmogelijkheden:
- Het hoofdspel wordt door twee kinderen samen gespeeld. Wie is er al eerste aan de overkant?
- Achteruit: het kind begint bij 20 en gooit als eerste met de min-dobbelsteen. Het vervolg zoals bij het hoofdspel.
- Zonder dobbelstenen: Het kind springt de tafel van 2; het kind bedekt de (on)even getallen met een kaartje; met behulp van kaartjes met plus- of minsommen springt het kind naar het antwoord van de som (bijvoorbeeld: 10-3 = ? à het kind springt van 10 naar 7).
Inclusief: leskaart en lege getalkaarten
top of page
€ 120,00Prijs
bottom of page